Spanje & Italië

Spanje en Italië hebben een grote aantrekkingskracht voor mij. Hun 2 talen vinden we als klanken terug in de flamenco en de operamuziek en het kan zonder meer gesteld worden dat de klank van een taal invloed heeft op de uitdrukkingsmogelijkheid die mensen in taal kunnen vinden.

Het is dus niet alleen maar een nuchtere vertaling van een woord, maar ook een mogelijke toevoeging om een gevoel tot uitdrukking te brengen met een stem. Doordat ik zelf in Friesland op ben gegroeid, weet ik van het bestaan dat je werkelijk in een taal kunt denken en voelen. Vraag een echte Fries naar de verschillen van Fries denken en Nederlands denken en hij zou zeker begrijpen van wat je bedoeld. De meest Friezen zijn natuurlijk 2 talig en erkennen vanaf jongs af aan dit verschil.

Het verteld op meerdere vormen tegelijk en dat komt vaak tot uitdrukking in toneel, muziek en beweging.

Ze zijn vaak veel minder afstandelijk en gebruiken veel meer lichaamstaal dan bijvoorbeeld Nederlanders

Het toneel en de flamenco uit Spanje en de opera en het poppentheater uit Italië

Flamenco is een muziekgenre met een bijbehorende dans die afkomstig is uit de zuidelijke provincies van het land Spanje. Kenmerkend voor deze muziekvorm zijn de soms Arabisch aandoende klanken, de uitbundige muzikale versieringen rondom het thema en het sterke ritme.

In 1987 trok ik naar Spanje toe en ging een persoonlijk bezoek aan bij  2 grote en internationaal bekende Spaanje Theatergroepen te weten

Els Comediants en La Fura dels Baus

 

Kort geleden dacht ik toevallig aan 2 mannen die beiden de naam DON droegen.

Eentje uit Spanje en eentje uit Italië .

En dat waren: DON QUIJOT & DON JUAN TENORIO

DON QUIJOT

Dit legendarisch stuk over een stuk van een dolende ridderwordt beschouwd als een stereotype van  een idealist en een zeer dwaze held die tegen molens begint te vechten en  is het verhaal van  Migueel Cervantes. Het werd aan het einde van zijn leven in 2 delen  uitgebracht. Het eerste deel ontstond in 1605 en het 2e deel in 1615, zo;n 10 jaar later. Maar de schrijver van dit personage heeft zeker een hele bijzondere geschiedenis. ZIjn vader was bijvoorbeeld in die tijd chirurg en kapper tegelijk. Cervantes heeft zelf in het leger gezeten,  hij heeft gevochten tegen de Turken en raakte in de slag bij Lepanto aan zijn linker hand geheel verlamd. Sindsdien werd hij gepest met de naam MANCO DE LAPANTO (de gebrekkige  van Lepanto) en omdat hij veel gepest werd wilde hij toen niet meer terug naar Spanje en trok naar Spaanse Nederlanden. Toen hij na een paar jaar toch weer terug wilde keren werd hij gevangen genomen en bleef dat voor de periode van 5 jaar. Toen had zijn familie losgeld willen betalen. Weer thuisgekomen trouwt hij en doet hij veel verschillende baantjes waaronder een baantje als handelaar en als belastingsambtenaar. Door onbetaalde rekeningen komt hij uiteindelijk in de gevangenis terecht en begint hij met het schrijven van Don Quichot. Toch een zeer bijzondere voorgeschiedenis vind ik dit dus. En het personage van Don Quichot heb ik dus niet voor niets altijd zeer bijzonder gevonden. Ik zie er veel verwanten van in de gehandicaptenzorg.

 

Don Juan

Ook werkelijk geweldig vind ik het verhaal van Don Guan. Op een heel andere manier is hij ook wel wat gehandicapt te noemen. Maar ik zie vooral bij dit personage veel verwandschap met een aantal Bijblepersonen waaronder verschillende jagers zoals Ismael (zoon van Hagar en Abraham). Isau en eigenlijk ook wel zijn vader Izaak, die natuurlijk zijn zoon Isau niet voor niets als zijn lievelingszoon beschouwde. Ja, zelfs heb ik nog moeten denken aan Kain ( van Abel) Don Guan is natuurlijk in eerste instantie een zeer charmante persoon die allervriendelijkst is en met veel mensen erg goed kan omgaan. Hij is op en top en vrouwenjager en omdat ik het mijn vrouw moest verduidelijken vergeleek ik hem ook maar even met de Filippijnse held Jose Rizal. De naam is een legendarisch vrouwennversierder van rond het jaar 1620 en er hebben verschillende mensen als deze Don Guan bestaan zoals een zekere PEDRO TELLEZ - GIRON

Later werd het personage bewerkt door Moliere in het stuk Don Juan uit 1665

Er is heel erg veel met het stuk gebeurd:

zo had je dus ook nog de opera van Mozart  (1787)

Het epische gedicht van Lord Byron

Een versie van de Duitse dichter: Nicolas Lenau Don Juan van 1819-1824

George Bernard SHow in zijn toneelstuk Man and Superman 1903

Don Juan van Jeremy Leven in zijn film Don Juan de Marco 1995 met Johny Depp en Marlon Brando

en later nog in een theaterbewerking van Fred Delfgaauw & Rob Broemkok

en in een muziekbewerking van Georg Philip Teleman.

 

 

Italië is natuurlijk het land van de opera

De Italiaanse opera is een vorm van muziektheater, waarbij disciplines zoals muziek, drama, zang, toneel en regieworden gecombineerd. Opera vindt zijn oorsprong in verschillende gebieden zoals literatuur, toneel en muziek. Het begon allemaal vierhonderd jaar geleden in Italië, tijdens de renaissance waar de Italiaanse kunst en literatuur een opleving liet zien. De opera ontstond voornamelijk door de behoefte aan een literair hulpmiddel om toneelopvoeringen te verfijnen.

Maar ook vond ik de dans van De Tarantella in Italië 

De Tarantella is een Italiaanse dans in 6/8 of 4/4 maat, die gekenmerkt wordt door het snel ronddraaien van dansende paren.

Het is een van de bekendste dansen van het land.

Diverse steden en regio's van Italië, zoals Calabrië, Napelsen Sicilië, hebben een eigen versie van de dans.

De oudste vorm van de dans wordt pizzica genoemd. De dans is genoemd naar Tarente in Apulië (Zuid-Italië), en/of naar de tarantulaspin (Lycosa tarantula) waarvan gedacht werd dat de beet dodelijk kon zijn, en enkel genezen zou kunnen worden door wild te dansen. Dit is echter niet juist, de beet is slechts pijnlijk behalve bij allergie.

De dans werd veel door vrouwen gedanst.

Een beet van de Tarantula was dan vaak een excuus om eens flink los te gaan voor de vrouwen die gewoonlijk zeer kort werden gehouden.

De dans wordt vaak bij bruiloften gedanst. Mensen dansen in een cirkel, waarbij de richting waarin de cirkel draait regelmatig omwisselt.

In Melpignano, in de provincie Lecce wordt elke zomer Notte della Taranta gehouden, een muziek en -dansfestival voor Tarantella en pizzica.

In de films The Godfather (1972) en The Godfather Part II (1973) wordt ook een tarantella gespeeld tijdens de twee grote feesten waarmee de films openen.

 

 

En natuurlijk viel ik op nog heel veel meer Italiaanse dansen

een tekst van de Tarantella:

In italiano corrente


Andiamo forza, andiamo forza
balliamo questa tarantella
con una coppia e ancora un'altra
e facciamoci questa ballata.

Che gioia, che allegria,
quanti salti Nennella mia,
balliamo ticchete e tacchete
col tamburello e col triccaballacco.

Don Antonio adesso si fa da parte
perchè gli pesa un pò la pancia,
dice che il ballo è per i ragazzi
e lui si mangia questi maccheroni.

Rosa fermatevi perchè si sa
che a voi vi gira un poco la testa,
e se ballate questa tarantella
vi gira pure il cervello.

Don Vincenzo state fermo,
volete andare avanti e invece andate indietro,
avete bevuto un poco di vino
e state facendo molto chiasso.

Donna Amalia, sessantanni,
sembra che ha solo ventanni,
balla e salta, salta e balla.
Ah mi ha pestato un callo!

Andiamo forza giovanotto
che facciamo l'una di notte,
andiamo forza ragazzina
balliamo sta tarantella.

Tamburrello e tamburrelli
scetavajasse e putipù
in questa tarantella
avete la gioventù....

Hei hei hei.

googel vertaling van de tekst De 

In het huidige Italiaans


Laten we voor kracht gaan, laten we voor kracht gaan
laten we deze tarantella dansen
met een stel en weer een ander
en laten we deze ballad doen.

Wat een vreugde, wat een vreugde,
hoeveel sprongen in de mijne,
laten we tikken en plakken dansen
met de tamboerijn en de triccaballacco.

Don Antonio stapt nu opzij
omdat zijn buik een beetje weegt,
hij zegt dat dansen voor jongens is
en hij eet deze macaroni.

Rosa stop omdat je weet
dat je hoofd een beetje draait,
en als je deze tarantella danst
je hersenen draaien ook.

Don Vincenzo blijf stil,
je wilt doorgaan en in plaats daarvan teruggaan,
je hebt wat wijn gedronken
en je maakt veel lawaai.

Donna Amalia, zestig jaar oud,
het lijkt erop dat hij pas twintig is,
dans en spring, spring en dans.
Ah hij stapte op een eelt!

Kom op, jongeman
dat we er 's ochtends een doen,
kom op meid
laten we dansen is tarantella.

Tamboerijn en tamboerijn
scetavajasse en putipù
in deze tarantella
je hebt jeugd ....

Hei hei hei

Iets over het ontstaan van de opera

Rond 1600 ontstond de opera in Italië.

De eerste benamingen voor de zangspelen waren:

  • Favola in musica (1607)
  • Dram(m)a per musica
  • Opera (in musica)

Tot die tijd waren er verschillende kunstuitingen met elementen uit de opera zoals het liturgisch drama, theater, muziek en de intermezzi (mythologische scènes gespeeld met maskers voor het gezicht).

Het liturgisch drama - dat na de kerkdienst gespeeld en gezongen werd - was een combinatie van handeling, toneel, tekst en muziek.

 

Hierin zijn te onderscheiden:

  • Het Intermedium (een tussenstuk tussen toneelaktes - 1589: La Pelegrina). Zo kende men bij een toneelspel van 9 akten 8 intermedia van een kwartier, in totaal dus circa twee uur muziek. Een voorstelling werd in lengte dus behoorlijk groot opgezet.
  • De Madrigaalkomedie. Een madrigaal was een lied in de volkstaal dat doorgecomponeerd was, in tegenstelling tot het strofische lied. De madrigaalkomedie stamt uit circa 1600. Er zijn losse madrigaalkomedies bekend, maar ook series die aansluiten en verband houden met elkaar en samen een verhaal vertellen. Komische elementen zijn hierin doorgaans vereist. Een voorbeeld van een madrigaalkomedie, vrijwel zonder komische elementen, is het werk van Orazio Vecchi: 'L'Amphiparnasso'. Het illustreert op fraaie wijze hoe met muzikale middelen tekstuitbeelding plaatsvindt.
  • De Pseudomonodie (één zangstem, met begeleiding van vier (strijk)instrumenten of één los instrument). De pseudomonodie komt voort uit het madrigaal, waarbij de begeleiding uit de zangstemmen is voortgekomen. Doel was de verstaanbaarheid te verhogen, door slechts 1 zangstem over te houden en een eenvoudiger te volgen muzikale lijn te hanteren.

Rond 1580 ontstond in Florence de Camerata, een groep musici die de monodie tot ontwikkeling heeft gebracht. Monodie is de begeleidende meerstemmigheid en haar onderwerpen zijn ontleend aan de Griekse literatuur. Voorbeelden zijn Giulio Cacchini en Jacopo Peri. Verder ontstond onder invloed van de monodie hetrecitatief en de aria.

Uit de inspanningen van deze Florentijnse Camerata ontstond de eerste opera Euridice (1600) van Jacopo Peri, die in het begin nog betiteld werd als un opera in musica (een muziekwerk). De eerste opera met volledig muziekwerk was de fabel Daphne, op een libretto van librettist Ottavio Rinuccini met muziek van Jacopo Perien Jacopo Corsi.

Zeventiende en achttiende eeuw

 
Claudio Monteverdigeschilderd door Domenico Fetti, 1640

De eerste ontwikkelingen van de opera begonnen in Venetië. De musicus Claudio Monteverdi schreef zelf de muziek bij de opera's. Zo werd de opera een geliefde kunstvorm bij het groeiende publiek.

In de achttiende eeuw werd het Italiaanse culturele en artistieke leven sterk beïnvloed door de poëtische en esthetische idealen van de leden van de Academie van Arcadia, waaronder:

  • het vereenvoudigen van de plot
  • onderdrukking van de comedians
  • vermindering van het aantal aria's
  • voorkeur voor het oude tragische theater

Een van de grootste dichters van de Academie was de librettist Pietro Metastasio.

In de tweede helft van de achttiende eeuw combineerden vooraanstaande componisten en librettisten de Franse opera met de Italiaanse opera, wat leidde tot de tragédie lyrique. Onder invloed van de Franse kritiek werd de Italiaanse opera hervormd tot deopera seria, (Italiaans: de serieuze opera). De opera seria, een reactie op de tragédies lyriques, leidde tot een nieuw bewustzijn van de Griekse ideeën. Om het serieuze, zware drama te verdragen, was er binnen de opera seria soms sprake van een intermezzo, een humoristisch stuk dat later bekend werd als de opera buffa.

Opera buffa

De opera buffa is een operagenre dat ontstaan is in Italië vanuit de improvisatiekomedie (Commedia dell'arte), dat in de achttiende en negentiende eeuw in zwang was.

 

Geschiedenis

De opera buffa komt op in Napels en later in Rome en Venetië. In het begin was dit operagenre kort en komisch en bedoeld om in de pauze van een opera seriagespeeld te worden, als intermezzo. Een voorbeeld hiervan is La serva padrona, een stuk van Giovanni Paisiello uit zijn Russische tijd, dat een variatie is op het gelijknamige stuk van Giovanni Battista Pergolesi. Op den duur legden componisten verband tussen deze kluchtige intermezzi en al gauw ontwikkelde de opera buffa zich tot een zelfstandig operagenre. Het werd snel populairder dan de in verval geraakte opera seria en werd ook bekend buiten Italië. Halverwege de achttiende eeuw was de opera buffa zelfs het toonaangevende genre in Europa.

Een bekend voorbeeld van de opera buffa is Le nozze di Figaro, een werk van Wolfgang Amadeus Mozart. Andere grote componisten die in dit genre actief waren, zijn Alessandro Scarlatti en Nicola Logroscino. Het hoogtepunt van de opera buffa is te vinden bij Gioacchino Rossini, bijvoorbeeld met Il barbiere di Siviglia. Aan het eind van de negentiende eeuw was de laatste opleving van de opera buffa met de Falstaff van Verdi in 1893.

Verschillen met de opera seria

Het verhaal van een opera buffa vond plaats in een alledaagse setting en de hoofdrolspelers waren gewone, eenvoudige mensen. Hierdoor werd het verhaal realistischer en begrijpelijker. Dit staat in contrast met de opera seria, waar heroïsche figuren een rol speelden en het thema vaak mythologisch van aard was. De opera buffa was speelser en luchtiger en zelfspot was een belangrijk element. In tegenstelling tot de opera seria werd de opera buffa als een vrije muziekdramatische vorm opgevat. De eenvoud was ook te terug te vinden op muzikaal gebied. Zo bevatte de opera buffa uitsluitend partijen die voor normale stemmen uitvoerbaar waren (in plaats van door een castraat). Waar de opera seria gebruikmaakte van heel hoge stemmen, gezongen door castraten en sopranen, maakte de opera buffa juist gebruik van een heel lage stem (basso buffo). Ook kon de gehele opera met vijf stemmen gezongen worden en werd er doorgaans in dialect gezongen. Door deze eenvoud probeerde men de opera bij het gewone volk te brengen. Zo werd de opera buffa een tegenhanger van de opera seria (serieuze opera), die vooral gespeeld werd voor vermaak van het hof en andere rijke mensen.

Negentiende eeuw[bewerken]

In de negentiende eeuw was vooral sprake van de belcantostijl (mooi zingen) waarin de zangmelodie centraal stond. Gioacchino Rossini,Vincenzo Bellini, Gaetano Donizetti en Giuseppe Verdi waren de belangrijkste componisten voor de opera in de negentiende eeuw. Er ontstonden nieuwe technieken en het was een tijd waar iedereen zijn kwaliteiten en creativiteit kwijt kon in de opera. De opera's van Giuseppe Verdi waren het meest succesvol, vanwege zijn eigen stijl binnen de belcantostijl. De belangrijkste opera's van Verdi waren:Aida (1871), Otello (1887) en Falstaff (1893). De libretto's van deze periode werden overwegend beïnvloed door de nationale literatuur, maar ook door de opkomst van de romantiek en William Shakespeare. De opera's waren vaak gebaseerd op innerlijke bewegingen van de personages, hartstochtelijke liefdesverhalen en tragische acties.

In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstonden veel nieuwe, intellectuele, muzikale en andere stromingen die zich uitten in de opera, zoals de naturalistische opera in onder andere Frankrijk en Rusland.

Twintigste eeuw

Het begin van de twintigste eeuw kende toonaangevende componisten, zoals Pietro Mascagni, Ruggero Leoncavallo, Umberto Giordano, Franscesco Cilea, Antonio Smareglia, Alfedo Catalani en Giacomo Puccini. Zij werden ook wel de Giovane Scuola (Young School) genoemd. De muziek was zeer glad, de melodie beknopt en de melodieuze periodes werden vaak onderbroken. Veel leden van deze school hadden vooral succes in het laatste decennium van de twintigste eeuw en vervolgden later de weg van het Verisme van Varga.

Het impressionisme, dat ook ontstond in deze tijd, bracht een nieuwe groep componisten met zich mee, zoals Maurice Ravel, Béla Bartók en Leoš Janáček. Na het impressionisme kwam het expressionisme en stonden de verschillende stijlen tegenover elkaar. Er heerste een grote artistieke vrijheid voor de componisten en de kunstenaars.

Maatschappelijke functies

Vanaf de zestiende eeuw is te zien dat verschillende stromingen en maatschappelijke veranderingen hun uiting krijgen in de opera, evenals ontwikkelingen in dehiërarchie binnen de samenleving. Hierbij speelde nationalisme en het creëren van een nationaal verleden een belangrijke rol. De Griekse mythologie staat aan de basis van het ontstaan van de opera in Italië in de zeventiende eeuw. Een oud Griekse theorie, The Doctrine of Ethos, stelt dat muziek de macht heeft om een persoonlijkheid en karakter te vormen en dat muziek kan kalmeren en bepaalde passies kan aanwakkeren.

 
Politieke tekening uit 1859 die illustreert dat de naam Verdi als acroniem of symbool werd gebruikt voor Vittorio Emanuele Re D'Italia

Zestiende eeuw

Verhalen uit de opera's werden vaak ontleend aan de Griekse mythologie en de vertaling van emoties speelden daarbij een belangrijke rol. De aandacht voor en de zoektocht naar het verleden, verhalen over een nationale held of de strijd tegen een andere natie of groep werden verbeeld en creëerden daarmee een eigen nationaal verleden. Opera's droegen actief bij aan het ontstaan van het begrip ‘natie', waarbij opera's kunnen worden gezien als een manifestatie van nationalisme. De opera's van Verdi zijn hiervan een voorbeeld. Hij verheerlijkte - onbedoeld - in zijn werken de vrijheidsstrijd en daarmee de strijd voor de eenheid van Italië. Zelfs zijn naam werd later gebruikt als politieke boodschap: Vittorio Emanuele Re D'Italia! ('Victor Emanuel, koning van Italië!'). Pas met het ontstaan van nationale opera's in de negentiende eeuw kwam het nationalistische karakter hierin meer naar voren.

Zeventiende eeuw

In de zeventiende eeuw was de opera vooral gericht op de adel en had als primair doel om het publiek te vermaken. Het zien en gezien worden was belangrijk en met het bezoeken van een opera kon status worden verkregen of behouden en imago werd hiermee bepaald. Daarnaast hebben opera's door uitvoeringen tijdens internationale uitwisselingen of huwelijken bijgedragen aan internationale betrekkingen. In de tweede helft van de zeventiende eeuw verwierf de opera in de rest van Europa meer populariteit. Onder invloed van een groeiend nationaal bewustzijn, kwam er ook een commerciële functie bij, hoewel dit niet betekende dat er artistieke vrijheid was.

Achttiende eeuw

De opkomst van de burgerij in de achttiende eeuw en de afnemende macht van de adel zorgde ervoor dat de opera veranderde. De opera werd toegankelijker voor een breed publiek en kreeg naast een inhoudelijke ook een belangrijke politieke functie. De aandacht van de opera ging daarnaast meer uit naar het publiek. Onder invloed van de romantiek werd het beleven van emoties belangrijker en werd daarom voor het publiek makkelijker gemaakt. Hiermee werd de opera over het algemeen ook minder diepgaand, maar creëerde het wel een gevoel van collectiviteit.

Negentiende eeuw

In de negentiende eeuw raakt Italië in de ban van het romantisch nationalisme en het realisme, wat ook tot uiting komt in de opera. Er ontstonden publieke operahuizen waarin opera's in de volkstaal werden gezongen. Serieuzere opera's en het weergeven van herkenbare situaties en karakters kregen meer aandacht en vonden aansluiting bij wat er plaatselijk gebeurde en de dagelijkse werkelijkheid. Verschillende sociale lagen van de bevolking, waaronder burgerij en aristocratie, ontmoetten elkaar bij de opera en er vond uitwisseling plaats van idealen en overtuigingen. De opera kreeg een politiek karakter en zorgde daarmee voor de verspreiding van nationalisme.

Twintigste eeuw

In de twintigste eeuw kwam de nadruk meer te liggen op de relevantie en actualiteit van de opera en de boodschap die erin was verwerkt.

Men ging op zoek naar de essentie van het leven.

 

Italië, officieel de Italiaanse Republiek (Italiaans: Repubblica Italiana), is een land in Zuid-Europa. Ten noorden grenst Italië aan Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk en Slovenië. De rest van het land wordt omringd door de Tyrreense Zee, deMiddellandse Zee, de Ionische Zee en de Adriatische Zee.

De eilanden Sicilië, Sardinië en Elba en een aantal kleinere eilanden behoren ook tot Italië.

 

Een groot deel van het vasteland van Italië is gelegen op het Apennijns Schiereiland en wordt omgeven door water.

Vanwege de langgerekte vorm wordt het land ook wel "de laars" genoemd.

Op een grondgebied van ruim 300.000 km² wonen 61.482.297 (2013) Italianen.

De hoofdstad van het land is Rome (Roma).

 

De onafhankelijke staten Vaticaanstad, waarvan de paus het hoofd is.

Italië was in de Oudheid het centrum van het Romeinse Rijk, dat uitgroeide tot het grootste rijk van Europa.

Later stond in Italië, meer bepaald in de regio Toscane, de wieg van de renaissance.

 

Op 17 maart 1861 vond de Italiaanse eenwording plaats, en sinds de monarchie in 1946 door de bevolking werd weggestemd, is het bestaan van deRepubblica Italiana een feit.

 

Het tegenwoordige Italië is een parlementaire republiek met zowel een president als eenpremier aan de macht en is op internationaal gebied vertegenwoordigd in organisaties als de Europese Unie, deVerenigde Naties, de NAVO, de WTO en de G8.

Italië hoort bij de top tien landen in de Quality-of-life index.[4]

'

Oudheid

Vóór de opkomst van de stadstaat Rome was Italië bevolkt met een groot aantal volken: naast de Romeinen waren er de Etrusken, Apuliërs, Latijnen,Liguriërs, Sabijnen, Samnieten, Bretii en in de Povlakte de Kelten (Galliërs). Vanaf de 8e eeuw v.Chr. vestigden de Grieken koloniën in Zuid-Italië en op Sicilië.

De macht van de Romeinen breidde zich uit over Italië en vervolgens over het Iberisch Schiereiland. Carthago was in de 3e en 2e eeuw v.Chr. de grote rivaal in het Middellandse Zeegebied, waarmee in 146 v.Chr. definitief werd afgerekend in de laatste van de drie Punische Oorlogen. Zo kwam de weg vrij voor de opkomst van het Romeinse Rijk, dat eeuwenlang het Middellandse Zeegebied, de Balkan, West-Europa en delen van het Midden-Oosten beheerste. Hieraan is toe te schrijven dat in grote delen van Zuid- en West-Europa nog romaanse talen worden gesproken die afstammen van het Latijn.

De Romeinen namen kennis en cultuur van de door hen veroverde Grieken over en pasten deze praktisch toe. Zelf brachten zij veel innovaties voort op bouwkundig, militair, bestuurlijk en juridisch terrein. Hun aquaducten, circussen, triomfbogen en de restanten van de wegen die zij in hun hele rijk aanlegden, zijn nog op veel plaatsen te vinden.

 

Middeleeuwen en tegenwoordige tijd

Na de ondergang van het West-Romeinse Rijk in 476 raakte Italië in verval. Rome bleef niettemin het centrum van de Rooms-katholieke kerk, die zijn invloed over Europa nog lang zou uitbreiden en vasthouden. Italië kende een veelheid aan vreemde overheersers: Ostrogoten, het Oost-Romeinse Rijk, de Lombarden. In Midden-Italië ontstond de Pauselijke Staat. In Noord-Italië kwamen de Franken onder Karel de Grote.

In de 9e en 10e eeuw veroverden de Arabieren Sicilië, waar ze het Emiraat Sicilië stichtten. De Normandiërs werden tegen hen te hulp geroepen. Deze stichtten op Sicilië hun eigen koninkrijk. In de 11e eeuw trok de handel langzaam weer aan. Vooral de handel overzee bloeide in handelssteden als Amalfi, Pisa, Genua en Venetië. Dante Alighieri kan met zijn Goddelijke Komedie(begin 14e eeuw) gezien worden als het beginpunt van een Italiaanse literaire cultuur, onderscheidbaar van het Latijn. De renaissance brak in Italië aan in de 14e eeuw met Giotto en heeft in grote delen van Europa invloed gehad. De Italiaanse renaissance heeft grote beeldende kunstenaars als Botticelli, Michelangelo, Leonardo da Vinci, Titiaan en Rafael voortgebracht en eindigde in de 16e eeuw.

Aan het begin van de 16e eeuw verplaatste de handel zich van het Middellandse Zeegebied naar de Atlantische Oceaan: een gevolg van de ontdekkingsreizen en de nieuwe zeeroutes met de Nieuwe Wereld, India, China en Indonesië. Het directe gevolg was een afname van de macht van de Italiaanse stadstaten. Italië werd een speelbal van de grote mogendheden Spanje,Frankrijk en Oostenrijk, maar had die ook nodig om het expanderende Ottomaanse Rijk te kunnen weerstaan. Het pauselijke gezag en de pauselijke invloed namen in Noord-Europa sterk af door de protestantse reformatie.

Italiaanse eenwording Zie Risorgimento voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

 
Giuseppe Garibaldi was een sleutelfiguur in het eenwordingsproces

De Italiaanse staatkundige vereniging was een langdurig proces dat politiek gezien begon met het Congres van Wenen (1815). In 1861 werd de Italiaanse staat uitgeroepen, met eerst Turijn en later Florence als hoofdstad. Italië kreeg een tweekamerstelselmet een door de koning benoemde Senaat en een gekozen Kamer. Gedurende de eerste decennia werd het gezag van de regering ondermijnd door de twisten tussen de politieke partijen - de liberalen en de radicalen - en persoonlijke schandalen van politici. De belangrijkste politieke figuren in deze tijd waren Agostino Depretis en Francesco Crispi.

De Italianen kregen Venetië in 1866 in handen dankzij een bondgenootschap met Pruisen tegen Oostenrijk. De verhouding met de toen nog grote Pauselijke Staat, die het land doormidden deelde, bleef moeilijk, zodat Rome pas na een oorlog in 1870 tot hoofdstad kon worden uitgeroepen. In de jaren 80 van de 19e eeuw verwierf Italië de koloniën Italiaans-Eritrea en Italiaans-Somaliland. In 1912 veroverde Italië na de Italiaans-Turkse Oorlog Libië en de Dodekanesos op het Ottomaanse Rijk, wat werd bezegeld bij de Vrede van Lausanne. Het algemeen stemrecht voor mannen werd op 25 mei 1912 ingevoerd met de eerste verkiezingen op 26 oktober 1913, het vrouwenkiesrecht daarentegen pas in 1945.

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bleef Italië aanvankelijk neutraal. Nadat de geallieerde mogendheden bij hetverdrag van Londen royale gebiedsuitbreiding hadden toegezegd, verklaarde Italië in mei 1915 de oorlog aan Oostenrijk-Hongarije en in augustus 1916 ook aan Duitsland. In militair opzicht was de oorlog geen succes, maar bij het Verdrag van Saint-Germain werd Italië beloond met Istrië en Triëst, Zadar (Zara) in Dalmatië en geheel Zuid-Tirol. De kwestie Zuid-Tirol bleef vervolgens de Italiaans-Oostenrijkse betrekkingen belasten. Fiume (Rijeka), dat aanvankelijk tot vrijstaat was verklaard, werd in 1919-1920 eigenmachtig door de dichter-politicus Gabriele D'Annunzio voor Italië bezet.

 

Fascisme en de Tweede Wereldoorlog

 
De fascistische dictator Benito Mussolini, premier van Italië in de periode 1922-1943

In oktober 1922 kwam Benito Mussolini, leider van de Partito Nazionale Fascista, na een mars op Rome aan de macht, daarbij gesteund door koning Victor Emanuel III. In de daaropvolgende jaren veranderde Mussolini het koninkrijk Italië in een totalitaire,fascistische staat, waarvan hijzelf de Duce (leider) was.

De relatie tussen het Vaticaan en de Italiaanse staat was sinds de verovering van Rome in 1870 problematisch geweest. Pas in 1929 werd dit probleem opgelost met het Verdrag van Lateranen, waarbij van de wereldlijke macht van de paus slechts een ministaatje in de stad Rome overbleef.

In 1935 werd het Keizerrijk Ethiopië binnengevallen door Mussolini, passend in zijn droom van een nieuw Romeinse Rijk. Italië raakte internationaal geïsoleerd en werd een bondgenoot van nazi-Duitsland, waarmee het de as Rome-Berlijn vormde. In 1939annexeerde Italië Albanië en in juni 1940 verklaarde het, na enige twijfel van Mussolini, de oorlog aan Engeland en Frankrijk. Frankrijk, Griekenland en gebieden in Noord-Afrika werden binnengevallen, maar alleen met veel moeite en met Duitse steun konden tegenstanders verslagen worden en gebieden behouden blijven. Desondanks bereikte het Italiaanse rijk zijn hoogtepunt qua omvang.

Het tij begon echter te keren toen de geallieerden vanaf Sicilië begonnen aan de Italiaanse campagne waarin ze moeizaam naar het noorden optrokken. De Italiaanse regering zette Mussolini af en sloot vrede met de geallieerden en verklaarde de oorlog aan Duitsland en de asmogendheden, al moesten de geallieerden het in Italië nog opnemen tegen nazi's en overgebleven Italiaanse fascisten. Dit leidde tot felle gevechten en zware schade op Italiaans grondgebied. Mussolini werd gevangengezet, maar door de Duitsers bevrijd. Hij werd aan het hoofd geplaatst van deItaliaanse Sociale Republiek, een vazalstaat in Noord-Italië die de facto door nazi-Duitsland bestuurd werd.

Nadat de laatste Duitse SS-eenheden zich in april 1945 overgaven in Noord-Italië werd Mussolini door partizanen gearresteerd en vermoord. In totaal kostte de Tweede Wereldoorlog in Italië aan circa 450.000 mensen, zowel militaire slachtoffers als burgerslachtoffers en slachtoffers van de Jodenvervolging, het leven.

Republiek

Na de ineenstorting van het fascistische regime werd de monarchie ter discussie gesteld, met name vanwege de opstelling van het koningshuis ten tijde van dat fascistische bewind. In een referendum gehouden op 2 juni 1946 koos een krappe meerderheid van de bevolking voor een staatsvorm als democratische republiek. De democratische republikeinse grondwet trad op 1 januari 1948 in werking. Daarin is onder meer bepaald dat mannelijke afstammelingen van de koninklijke familie Italië niet meer in mochten (deze bepaling werd door de regering Berlusconi in 2002 overigens uiteindelijk geschrapt nadat de nazaten van het koningshuis een beroep deden op het Europese recht van vrijheid van verkeer) en is hen de koninklijke titel ontnomen. Ook is de fascistische partij (PNF) verboden en is bepaald dat de republikeinse staatsvorm niet gewijzigd kan worden. De Italiaanse republiek kent een president (Presidente della Repubblica italiana) die voornamelijk eenceremoniële functie vervult. Naar aanleiding van voornoemd referendum werd de dag waarop dit gehouden was sindsdien een officiële vrije dag als 'Dag van de Republiek'.

Italië is sinds de jaren 50 lid van de NAVO en vanaf de oprichting lid van de EG.

Geografie Zie Geografie van Italië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.Fysieke kenmerken

 
Uitzicht over het Gardameer vanuit Riva del Garda

Ongeveer 75% van Italië is bergachtig of heuvelachtig en ruwweg 20% van het land is bebost. Er zijn smalle stroken van laagland langs de Adriatische kust en de delen van de Tyrreense kust.

In het noorden van het land liggen de Alpen en de Dolomieten, en verder strekken de Apennijnen zich uit van Genua(Genova) in het noorden tot voorbij Napels (Napoli) in het zuiden. Het hoogste punt van de Italiaanse Alpen is de bergMont Blanc de Courmayeur, die 4765 meter hoog is. Daarmee is deze berg het hoogste punt van Italië. Het hoogste punt van de Apennijnen ligt in het bergmassief Gran Sasso d'Italia: de berg Corno Grande is met 2912 meter daar het hoogst. Ook is het noorden rijk aan een aantal grote meren: het Lago Maggiore, het Comomeer (Lago di Como), het Lago d'Iseo en het Gardameer (Lago di Garda). In het midden van Italië liggen nog een aantal meren, waarvan het Meer van Bolsenahet grootste is. Belangrijke rivieren zijn de Tiber, de Arno en de Po. De Po is veruit de belangrijkste: de meeste Alpenrivieren monden hierin uit en het is de slagader van de Povlakte, het grootste agrarische gebied en de graanschuur van het land.

Noordelijk Italië, gedomineerd door de Povlakte, bestaat uit de gebieden van Ligurië, Piëmont, Valle d'Aosta, Lombardije, Veneto en een deel van Emilia-Romagna(dat zich in Centraal-Italië uitbreidt). Gran Paradiso (4061 m), de hoogste berg die geheel binnen Italië ligt, ligt in Valle d'Aosta. Het Italiaanse schiereiland bestaat verder uit Centraal-Italië (Marche, Toscane, Umbrië en Latium) en zuidelijk Italië (Campanië, Basilicata, Abruzzen, Molise, Calabrië en Apulië).

 
De Etna op Sicilië is een van de actiefste vulkanen ter wereld

Naast de beroemde vulkaan de Vesuvius, die in het jaar 79 Pompeï verwoestte, heeft Italië nog een aantal actieve vulkanen, zoals de Etna op Sicilië, Stromboli en Vulcano.

De hoofdstad en grootste stad van Italië is Rome. Enkele andere grote Italiaanse steden zijn: Milaan (Milano), Turijn(Torino), Genua (Genova), Venetië (Venezia), Florence (Firenze), Bologna, Verona, Napels (Napoli), Ancona, Bari,Perugia, Cagliari, Catania, Messina en Palermo.

Het grootste deel van Italië is in cultuur gebracht en op de grasrijke berghellingen grazen schapen. De brede, vlakke Povlakte is het meest vruchtbare gebied. Italië bezit weinig natuurlijke rijkdommen en voert bijna al zijn olieproducten in.

Klimaat

Het grootste deel van Italië heeft een mediterraan klimaat met warme zomers en zachte winters. In het noorden is het kouder dan in het zuiden. Het klimaat is daar enigszins vergelijkbaar met dat in België en Nederland, maar met koudere winters en warmere zomers. In de Alpen en de Apennijnen heerst een pool/hooggebergteklimaat en valt er vaak sneeuw. Op Sicilië is het nog warmer en valt er minder neerslag.

Veel winden in Italië hebben een naam, zoals de tramontana, wat 'over de bergen' betekent. Deze straffe, koude noordenwind is vooral voelbaar in de winter. Het is een droge wind, doordat al veel neerslag in het noorden is gevallen. De uit Griekenland afkomstige 'Greco'-wind lijkt erg op de tramontana, maar brengt meer wolkenen dus meer neerslag mee.

Flora

De flora van Italië is de rijkste van Europa. Traditioneel werd het aantal vaatplanten op zo'n 5500 soorten geschat. Echter per 2004 kent de Data bank of Italian vascular flora 6.759 soorten. Hiervan zijn er 700 endemisch. Geobotanisch deelt de Italiaanse flora zich in zowel het Circumboreale gebied als het Middellandse Zeegebied in. Volgens de index samengesteld door het Italiaanse ministerie voor milieu in 2001 zijn er 274 soorten vaatplanten beschermd.

Demografie Zie Italianen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

 
Ontwikkeling van het inwonertal van Italië in de periode 1861-2008

Vanaf midden jaren 90 had Italië als één van de eerste landen op het oude continent een negatieve bevolkingsgroei. Met andere woorden was het aantal geboortes kleiner dan het aantal mensen dat overleed. In de laatste twee à drie jaren is er weer van een heel geringe groei sprake. Behalve Rome en Palermo kennen de grote steden een dalend aantal inwoners.

Immigratie Zie Immigratie naar Italië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De illegale immigratie via Zuid-Italiaanse havens en stranden, onder meer uit Albanië en Turkije, wordt met name in het noorden van Italië gezien als oorzaak van stijgende misdaad. Het is vooral ook een grensoverschrijdend probleem, aangezien landen als Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland voor veel van deze migranten als eindbestemming gelden. Alhoewel de Italiaanse regelgeving, in het kader van Schengen, inmiddels op niveau is, bestaan nog lacunes in de implementatie daarvan langs de uitgestrekte Italiaanse kust. In april 2000 hebben de Italiaanse en de Albanese regering een akkoord gesloten over de jaarlijkse toelating van 5000 Albanezen in Italië. Voorheen heeft Italië soortgelijke akkoorden afgesloten met Tunesië en Marokko.

Italië kent ook een grote toestroom van migranten via het eiland Lampedusa. In 2006 zijn al 485.000 aanvragen gedaan voor extra-communautaire werknemers terwijl het quotum voor 2006 vastgelegd was op 170.000. De regering wil contacten aanhalen met Libië en meer EU-samenwerking realiseren inzake migratie. Tijdens de informele bijeenkomst in Lahti op 20 oktober 2006 stond dit onderwerp op de agenda. Italië steunde het betoog van de Spaanse premier Zapatero voor meer EU-samenwerking op het gebied van immigratie en samenwerking met de landen van oorsprong en de transitlanden.

Om de grote toestroom immigranten terug te dringen is in mei 2009 een nieuwe immigratiewet goedgekeurd door het Italiaanse Parlement. Deze maakt van illegale immigratie een strafbaar vergrijp. Het illegaal verblijven in Italië wordt bestraft met een boete die kan variëren van €5000 euro tot €10.000 en daarnaast wordt de persoon in kwestie ook het land uitgezet.[5]

Kritiek op migratiebeleid

Hoewel Italië pleit voor meer samenwerking, zijn er ook geluiden te horen die Italië in een ander licht stellen. Amnesty International meldt dat er geen specifieke wet is die asielzoekers beschermt en dat de huidige immigratiewetgeving geen verbetering inhoudt. Ook het bouwen van detentiekampen in Libië keurt zij af. Meer dan 1425 immigranten zijn volgens Amnesty International naar Libië uitgezet. Sinds 2004 krijgt Libië financiële steun van Italië en militair materieel in ruil voor het tegenhouden van migranten. Italië helpt op deze manier dus met het oprichten van opvangkampen in Libië voor illegale immigranten. Verder kent Italië volgens Amnesty een gebrekkige asielprocedure die er toe leidt dat asielzoekers zelfs worden uitgezet vooraleer hun beroepsprocedure tegen een afwijzing begint te lopen.

Dit gebeurde bijvoorbeeld met de vluchtelingen op het Duitse schip Cap Anamur. In eerste instantie stelde Italië dat het niet verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien het schip eerst Malta had aangedaan. Maar dit is volgens Amnesty niet het geval, omdat de vluchtelingen niet in Malta de mogelijkheid hadden gehad om een asielaanvraag in te dienen. Het eerste land waar de vluchtelingen de mogelijkheid hebben om asiel aan te vragen, wordt gezien als het land dat het behandelt en dan kijkt of het verantwoordelijk is voor de afhandeling van het asielverzoek. Ook is het zo dat minderjarigeasielzoekers in Italië eerst opgesloten worden in gewone detentiekampen voor ze in jeugdkampen terechtkomen:

  • 2005: 1.622 van de 22.939 migranten die de Italiaanse kust bereikten, zijn minderjarig;
  • 2006: 1.335 van de 22.016 migranten die de Italiaanse kust bereikten, zijn minderjarig.

Taal

De grote meerderheid van de bevolking spreekt Italiaans (waaronder verscheidene dialecten); er zijn Duits-, Frans-, Sloveens-, Grieks-, Friulaans- enKroatischsprekende minderheden. In de stad Alghero, op het eiland Sardinië, spreekt men Algherees. Het Italiaans komt van het Latijn (de taal die de Romeinen spraken). De Duitssprekende minderheid in Noord-Italië wordt Zimbern genoemd.

Religie

De meeste Italianen zijn rooms-katholiek. Hoewel het sinds 1984 niet langer de staatsgodsdienst van Italië is, heeft hetrooms-katholicisme in Italië veel invloed op de Italiaanse cultuur. Uit een onderzoek, gehouden in het jaar 2006, is gebleken dat 87.8% van de Italianen zichzelf als rooms-katholiek zien.[6] Slechts iets meer dan een derde van deze groep (36,8%) zegt praktiserend rooms-katholiek te zijn.

Er zijn verder ook protestantse minderheden, zoals de Waldenzen met onder meer een gemeente in Rome, maar vooral vanaf 1960 zijn er ook vele andere religieuze minderheden in Italië.

De meeste Italianen geloven in een God of in een andere spirituele kracht. In een Eurobarometer Poll uit 2005[7] zei:

  • 74% van de Italianen dat ze geloven dat er een God is;
  • 16% van de Italianen dat ze geloven dat er een soort geest of bovennatuurlijke kracht bestaat;
  • 6% van de Italianen dat ze niet geloven dat er een soort geest, God of bovennatuurlijke kracht bestaat in welke vorm dan ook.

De Heiligen Bernardinus van Siena, Catharina van Siena en Franciscus van Assisi zijn de patroonheiligen van Italië.

Politiek en overheidStaatsinrichting

 
De Camera dei deputati, het Italiaanse lagerhuis

De overheid is gebaseerd op de grondwet van 1948. Het tweekamerparlement bestaat uit de Kamer van Afgevaardigden(630 leden) en de Senaat, die uit 315 leden samengesteld is. Beide kamers worden om de vijf jaar verkozen, vroeger op basis van evenredige vertegenwoordiging, tegenwoordig op basis van een ingewikkelde mix van evenredige vertegenwoordiging en een bonus voor de winnaar in de diverse regio's. Beide kamers hebben gelijke bevoegdheden.

De Raad van Ministers, die door de premier wordt geleid moet het vertrouwen van het parlement hebben. Het staatshoofd is de president, die in een gezamenlijke zitting door het parlement wordt gekozen. De president heeft gelimiteerde bevoegdheden.

Politieke geschiedenis

De Italiaanse politiek werd vanaf de Tweede Wereldoorlog lange tijd gedomineerd door drie partijen: de communistischePCI, met in het begin van de jaren 70 34% van de kiezers achter zich, en de christendemocratische Democrazia Cristiana, toen goed voor 39%, alsmede de sociaaldemocratische PSI (Partito Socialista Italiana). De angst voor de communistische partij was een van de factoren die de DC hielp van 1947 tot 1992 in het zadel te blijven, in diverse coalitie's, veelal samen met de PSI.

Toenmalig premier Aldo Moro was in de jaren 70 één van de weinigen die begreep dat de uitsluiting van de PCI voor de regering ook een voortdurende uitsluiting van een belangrijk deel van het electoraat betekende. Hij deed pogingen om een zogenaamd historisch compromis met de PCI te bereiken. Hij werd echter in 1978 door de Rode Brigades ontvoerd en vervolgens vermoord, waarna het idee verder geen vervolg kreeg.

In een laatste poging om het 'oude' politieke systeem te redden werd in 1984 de PSI-socialist Bettino Craxi premier, die voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis zo goed als de gehele termijn zijn regering bij elkaar kon houden.

Hierna echter kwam een serie corruptieschandalen aan het licht, die weliswaar alle partijen trof, maar die vooral de DC en de PSI van Craxi in een diepe crisis stortte. Uiteindelijk leidde deze crisis zelfs tot de opheffing van zowel de DC alsmede de PSI in de periode 1992-1994. Deze operatie 'Maní pulite' (schone handen) kwam in 1992 op gang na de ontdekking door onderzoeksrechter Antonio Di Pietro van grootscheepse politieke corruptie (Tangentopoli, Omkoopstad) in Milaan en op basis van de onderzoeken naar aanleiding van de moord op rechter en maffiabestrijder Falcone.

Het gevolg was, dat het kiessysteem volledig werd hervormd (voornamelijk in een meerderheidsysteem met districtenstelsel) en de politieke constellatie werd tegelijk volledig door elkaar geschud.

Vanaf de jaren 90 wordt de Italiaanse politiek beheerst door enerzijds een rechts blok, met Forza Italia (de partij van Silvio Berlusconi), de separatistische enxenofobe Lega Nord van Umberto Bossi en de post-fascistische Alleanza Nazionale. Daartegenover staat een centrumlinks blok (= Ulivo), momenteel onder leiding van voormalig Europees commissievoorzitter Romano Prodi. Huidig president is Giorgio Napolitano, ook al van linkse garnituur: hij behoort tot de partij Democratici di Sinistra.

Centrum-links won op 9 en 10 april 2006 nipt de verkiezingen en voorkwam zo dat de kort daarvóór gevallen rechtse regering Berlusconi een nieuwe termijn kreeg. Deze had een populistische neoliberale/conservatieve politiek gevolgd en werd tegelijk geteisterd door beschuldigingen van corruptie, vooral aan het adres van premier Berlusconi. Hij zou fiscale fraude gepleegd en rechters omgekocht hebben als leider van zijn zakenimperium. Hij stelde zichzelf echter buiten vervolging door een wet die de premier onschendbaarheid verschaft zolang hij in functie is. Ondertussen zijn alle corruptiezaken tegen hem zo goed als verjaard.

Berlusconi kreeg ook scherpe kritiek omdat hij als eigenaar van drie commerciële televisiestations een mediamonopolie had dat hij misbruikte. Bovendien zuiverde hij als premier ook de openbare omroep Rai van al te kritische journalisten en programmamakers.

Na zijn verkiezingsnederlaag van 2006 maakte Berlusconi gewag van fraude, maar daar bleek uiteindelijk niets van aan. Prodi had de verkiezingen nipt gewonnen met 49,8% tegen 49,7%. De winst is vooral gekomen dankzij de stemmen uit het buitenland, van Italianen buiten Italië die voor het eerst stemrecht hadden verkregen; een wetsverandering overigens waar met name rechts jarenlang voor had gepleit. Sinds de verkiezingen van 2006 werd het land vervolgens geregeerd door de centrum-linkse regering van Prodi, die echter in een voortdurende staat van crisis het land bestuurde, aangezien de meerderheid in het parlement (met name in de Senaat) dermate klein was dat regelmatig de vertrouwenskwestie aan de orde kwam om ook echt àlle stemmen van links mee te laten stemmen ten faveure van de voorgestelde regeringsbesluiten. Uiteindelijk viel de regering dan ook op 24 januari 2008 nadat de kleine partij UDEUR (3 zetels in de Senaat) onder leiding van minister Mastella zijn steun introk. Hiermee kon de regering niet meer op een meerderheid in de Senaat terugvallen en moest Prodi zijn ontslag aanbieden aan president Napolitano. Laatstgenoemde besloot, na een mislukte poging tot het formeren van een interim-regering, verkiezingen uit te schrijven voor april 2008.

Na deze val van de regering-Prodi werd het rechtse blok nog steeds aangevoerd door Silvio Berlusconi. Het linkse blok werd geleid door Walter Veltroni, ex-burgemeester van Rome, en partijleider van de destijds pas opgezette Partito Democratico (PD). De consituerende delen van de PD (onder andere ook de grootste als DS en Margherita) hebben zich vastgelegd in een opgaan in de nieuwe PD.

Aan centrum-rechtse zijde ontstond ook een nieuwe grote partij, waarin onder andere Forza Italia en Alleanza Nazionale zijn opgegaan. Onder leiding van Silvio Berlusconi nam Il Popolo della Libertà het in de parlementsverkiezingen van 2008 op tegen Veltroni's PD. Deze verkiezingen won Berlusconi met een ruime voorsprong op Veltroni. Hij werd bijgevolg voor de derde maal minister-president van Italië.

Berlusconi beloofde om af te treden mits de hervormingen die opgelegd werden door de Europese Unie ook daadwerkelijk werden nagekomen. Na de goedkeuring van een pakket besparingsmaatregelen door het parlement hield Berlusconi zich aan zijn belofte: hij bood president Napolitano zijn ontslag aan, dit onder luid gejuich van zijn tegenstanders. Deze vroeg dan aan voormalig EU-commissaris Mario Monti om een regering te vormen van technocraten. Op 16 november 2011 stelde laatstgenoemde die regering voor, waarin hij zelf premier en minister van Economie werd.

Na de verkiezingen van 2013 ontstond er een politieke impasse. In het Huis van Afgevaardigden kreeg de Democratische Partij de meeste stemmen, terwijl in de Senaat er geen meerderheid was voor de Democratische Partij. Hulp van de coalitie van oud-premier Silvio Berlusconi (Il popolo della libertà) of de MoVimento 5 Stelle van komiek Beppe Grillo was uitgesloten. Een kabinet kan niet aantreden als het in beide Kamers geen meerderheid weet te bemachtigen in een vertrouwensstemming. President Napolitano mocht geen nieuwe verkiezingen uitschrijven, omdat hij aan zijn laatste maanden als president bezig was. Bij de verkiezing van een nieuwe president ontstond opnieuw een impasse, daar geen enkele kandidaat een meerderheid behaalde. Napolitano, 87 jaar oud, bood aan een tweede termijn te vervullen, waarna hij een meerderheid haalde en als dusdanig herkozen werd. Hij benoemde Enrico Letta tot formateur van een nieuw kabinet. De Democratische Partij, de coalitie van Berlusconi en de coalitie van oud-premier Mario Monti zijn bereid hun steun te verlenen aan dit kabinet. Op 28 april 2013 werd Letta benoemd tot premier van Italië.

In februari 2014 diende Letta zijn ontslag in, nadat zijn eigen partij onder leiding van Matteo Renzi het vertrouwen in hem opzegde. Renzi werd door de president tot formateur van een nieuw kabinet benoemd. Op 22 februari 2014 werd Matteo Renzi beëdigd als premier van Italië.

 

EconomieBedrijvigheid

Italië is de vijfde economie van de G8 (de rijkste landen van de wereld), de zevende economie van de wereld gemeten naar nominaal bruto nationaal product (= BNP) en de tiende op basis van purchasing power parity of koopkrachtpariteit (= PPP); de zesde exporteur van de wereld en de tweede van de EU (na Duitsland); een van de oprichters en de derde netto betaler van de Europese Unie (na Duitsland en Frankrijk); heeft de vierde goudreserve van de wereld (2451,8 ton). Ondanks grote verschillen tussen het geïndustrialiseerde noorden en het landelijke zuiden, had Italië in 2011 met 8.4% een relatief lage werkloosheid vergeleken met de buurlanden Frankrijk (9.1%) en Slovenië (11%).

Het land begon in vergelijking met andere Europese naties laat te industrialiseren, en tot de Tweede Wereldoorlog was het grotendeels een landbouwland. Na de Tweede Wereldoorlog transformeerde Italië zich echter snel van een agrarisch land naar een moderne industriële natie. Tussen 1950 en 1980 zag Italië het BNP per hoofd van de bevolking met 200% toenemen. De jaren 50 en 60 van deze periode staan bekend als de jaren van het Italiaanse economische wonder. Na 1980 steeg de staatsschuld en het percentage werklozen, wat ertoe leidde dat de groei van het BNP daalde tot gemiddeld 1,3% per jaar. Eind jaren 80 herstelde de Italiaanse economie zich weer geleidelijk. In deze periode steeg de groei van het BNP naar 3,3% en de inflatie daalde naar 6,5%. Het percentage werklozen bleef echter relatief hoog net als de staatsschuld.

Met de opkomst van de tertiaire sector (zoals het bank- en verzekeringswezen) nam dit percentage weer af. Het aandeel van deze sector in de werkgelegenheid is daarentegen alsmaar toegenomen (61,2% in 1998) en zij telde in de jaren 90 voor meer dan 60% van het bruto binnenlands product (= BBP). In diezelfde jaren 90 heeft de Italiaanse industrie een aandeel van 35% in het jaarlijkse BBP en zorgt ze voor 32% van de werkgelegenheid. De Italiaanse landbouw heeft een aandeel van minder dan 4% in het BBP en de werkgelegenheid neemt in de sector neemt af (5,9% in 1998). De belangrijkste landbouwproducten zijn vruchten, suikerbieten, graan, tomaten, aardappels, sojabonen, olijven en olijfolie, en vee (vooral rundvee, varkens, schapen, en geiten). Bovendien wordt veel inlandse wijn geproduceerd. Er is een kleine visindustrie, waarbij de Adriatische zee een belangrijke rol vervult. Men vangt onder andere ansjovis, sardienen, tonijn, inktvis en schaaldieren.

 
Toerisme, zoals hier bij Ortona, is een belangrijke bron van inkomsten

De industrie is geconcentreerd in het noorden, in het bijzonder in de "gouden driehoek" van Milaan-Turijn-Genua. De economie van Italië heeft zich geleidelijk omgevormd, van voedsel en textiel naar techniek, staal en chemische producten. Belangrijkste producten zijn ijzer, staal, en andere metaalproducten; geraffineerde aardolie; chemische producten; elektro en niet-elektrische machines; motorvoertuigen; textiel en kleding; afgedrukte materialen; plastiek. Hoewel veel van de belangrijkste industrieën van Italië genationaliseerd zijn, is er de laatste jaren een belangrijke beweging richting privatisering geweest. De rol van de Italiaanse Overheid is echter nog altijd kenmerkend voor de economie.

Kleine en middelgrote ondernemingen vormen de "motor" van de Italiaanse economie. Veelal gaat het om familiebedrijven, die met name in de jaren 80 zijn opgericht. In deze periode maakte de Italiaanse economie een moeilijke tijd door. Deze verschuiving in de Italiaanse bedrijfscultuur kwam er vooral door het veranderende consumptiegedrag en het gebrek aan flexibiliteit van de Italiaanse multinationals, net te wijten was aan het familisme. De kleine en middelgrote ondernemingen, die veelal in zogenaamde "Italiaanse industriële districten" (distretti industriali) te vinden zijn, hadden deze massaconsumptie niet nodig, maar specialiseerden zich integendeel in specifieke markten.

Italië heeft een grote buitenlandse handel. De belangrijkste exportproducten zijn: textiel, kleding, metalen, machines, motorvoertuigen en chemische producten; de belangrijkste invoerproducten zijn machines, vervoerapparatuur, chemische producten, voedsel, voedingsmiddelen en mineralen (vooral aardolie). Het toerisme is er eveneens een belangrijke bron van inkomsten. Haar belangrijkste handelspartners zijn Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. DeItaliaanse infrastructuur, vooral die in het zuiden, is in de naoorlogse jaren verbeterd.

Tegenstelling tussen Noord en Zuid

De Italiaanse economie staat bekend om het grote welvaarts- en ontwikkelingsverschil tussen het noorden en het zuiden. De oorzaken hiervan hebben vooral betrekking op de verschillende historische ontwikkeling, geografische ligging en het fysische milieu. Van deze twee gebieden is het noorden het meest welvarend: het heeft de beste landbouwgrond, de belangrijkste haven (Genua) en de grootste industriële centra. Noord-Italië heeft ook een bloeiende toeristenhandel op de Italiaanse Rivièra, in de Alpen (waaronder de Dolomieten) en langs de kusten van zijn mooie meren (Lago Maggiore, Comomeer, Lago D'Iseo en Gardameer).

Het land heeft te kampen met de invloed van de maffia. In Italië gaat het met name over de Siciliaanse maffia (Cosa Nostra), de Napolitaanse (de Camorra), de'Ndrangheta (actief in Calabrië) en de Sacra Corona Unita (actief in Apulië). De aanwezigheid van deze organisaties, vooral in het zuiden, kan in verband worden gebracht met de economische problemen in Zuid-Italië ten opzichte van het noorden.

Sinds de jaren 50 probeert de Italiaanse overheid door middel van een ontwikkelingsfonds voor het Zuiden (Cassa per il Mezzogiorno) de welvaartskloof met het noorden te dichten. In het begin deed men dat door de agrarische sector te moderniseren en de Italiaanse infrastructuur te verbeteren. Toen echter duidelijk werd dat deze manier van investeren de werkgelegenheid juist verkleinde, kwam de nadruk te liggen op een snelle industrialisatie van het gebied. Hoewel die de achterstand van het zuiden ten opzichte van het noorden niet kon wegnemen, is het inkomensniveau in Zuid-Italië wel toegenomen.

De groei van de Italiaanse economie na de Tweede Wereldoorlog heeft dan ook vooral in het noorden van het land plaatsgevonden. De industriecomplexen in het Zuiden zijn vaak arbeidsintensief en statisch van structuur, en kunnen vaak alleen door middel van overheidssteun voortbestaan. Een voorbeeld hiervan is de oprichting van de Alfa Romeo Sud- of Alfa Zuid-fabriek door de Italiaanse overheid in Pomigliano d'Arco bij Napels, later geprivatiseerd door FIAT. Door deze ongunstige economische ontwikkeling met betrekking tot het Zuiden is de welvaartskloof tussen Noord en Zuid sterk toegenomen.

Kunst en cultuur

 
Vier bekende Italiaanse schrijvers, met de klok mee vanaf linksboven: Machiavelli,Dante, Goldoni en Petrarca

Zie ook: Werelderfgoed in Italië

De bekendste cultuurperiode uit de Italiaanse geschiedenis is de Italiaanse renaissance. Geïnspireerd door de cultuur van Grieken en Romeinen streefden schrijvers, architecten en beeldende kunstenaars ernaar hun antieke voorbeelden te overtreffen. Behandelingen van renaissanceliteratuur beginnen gewoonlijk in de protorenaissance met Petrarca(1304-1374). Hij was bekend om zijn Canzoniere, elegante sonnetten in de volkstaal, en was een van de eerste verwoede manuscriptenverzamelaars onder de Italiaanse humanisten. Zijn vriend en tijdgenoot Boccaccio was de schrijver van de Decamerone. Beroemde volkstaaldichters van de 15e eeuw zijn Luigi Pulci (auteur van Morgante),Matteo Maria Boiardo (Orlando Innamorato), en Ludovico Ariosto (Orlando Furioso). 15e-eeuwse schrijvers zoals de dichter Poliziano en de Platoonse filosoof Ficino maakten vertalingen van zowel Latijnse als Griekse teksten. In het begin van de 16e eeuw zette Castiglione in zijn (Boek van de hoveling) zijn visie uiteen over de ideale heer en dame, terwijlMachiavelli in De vorst ('Il principe') de machtshebbers een beeld van (politieke) deugd voorspiegelde door oude en moderne voorbeelden van virtù (deugd) met elkaar te vergelijken. Italiaanse renaissance-schilderkunst oefende nog eeuwen daarna een overheersende invloed uit op de Europese schilderkunst, met kunstenaars zoals Giotto di Bondone,Masaccio, Piero della Francesca, Domenico Ghirlandaio, Pietro Perugino, Michelangelo, Raphael, Botticelli, Leonardo da Vinci en Titiaan. Hetzelfde geldt voor de architectuur, zoals beoefend door Brunelleschi, Alberti Leone, Andrea Palladioen Bramante. Enkele van hun belangrijke werken zijn de Santa Maria del Fiore, de Dom van Florence, de Sint-Pietersbasiliek in Rome en de Tempio Malatestiano inRimini, om er maar enkele te noemen van een lange lijst waarin ook luisterrijke privé villa's van rijke opdrachtgevers thuishoren. Ten slotte is ook de Aldine drukpers, opgericht door de in Venetië actieve drukker Aldus Manutius, van groot belang. Manuzio ontwikkelde namelijk het Italic lettertype alsook het kleine, relatief draagbare en goedkope gedrukte boek. Daarnaast was hij ook de eerste die boeken in Oudgrieks publiceerde.

Musea Zie Lijst van musea in Italië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Italië kent vele gerenommeerde musea. Dit waren de best bezochte in 2012: Uffizi, Palazzo Ducale, Galleria dell'Accademia, Castello di Miramare, Palazzo Reale di Milano, Palazzo Strozzi, Museo di Capodimonte, Castel Sant' Angelo, Palazzo Pitti en Altare della Patria.[8]

Literatuur

De Italiaanse literatuur ontstond in het begin van de 12e eeuw, ietwat laat vergeleken met literatuur van andere Romaanse talen zoals het Frans. De langere instandhouding van het Latijn in Italië speelde hierbij een grote rol en ook het regionalisme, gekenmerkt door de grote diversiteit aan dialecten. Bekende namen uit de Italiaanse literatuur zijn onder anderen Dante (La Divina Commedia), Boccaccio (Decamerone), Niccolò Machiavelli, Ludovico Ariosto, Gabriele D'Annunzio enSibilla Aleramo. De volgende Italiaanse schrijvers wonnen de Nobelprijs voor de Literatuur: Giosuè Carducci, Grazia Deledda, Luigi Pirandello, Salvatore Quasimodo,Eugenio Montale en Dario Fo.

Film

Wat ook wereldwijd bekend is, is de Italiaanse film. In de jaren 1960 begon de echte bloeitijd van de Italiaanse film met regisseurs als Federico Fellini, Michelangelo Antonioni en Luchino Visconti. Fellini maakte in 1960 de klassieker La Dolce Vita en Marcello Mastroianni, Sophia Loren en Giulietta Masina werden internationale sterren. Sergio Leone's spaghettiwesterns met de filmmuziek van Ennio Morricone waren een begrip. De laatste decennia zijn er incidentele successen met prijswinnende films als La vita è bella, Il postino en La grande bellezza.

De Italiaanse films zijn nauw verbonden met de Italiaanse samenleving en de filmmakers geven ook daarop hun persoonlijke artistieke visie.

 

Italiaanse keuken 

 
De pizza is een Italiaans gerecht, maar wordt tegenwoordig overal ter wereld gegeten

Italië is zeer bekend om zijn pasta's, ijs en pizza en verder om zijn goede tomaten (=pomodori) en olijven. Tevens wordt er veel koffie en wijn gedronken. Elke streek heeft zijn bijzondere culinaire specialiteiten en wijnen waarvan die van Toscane het bekendst zijn. Het eten van Italië valt onder de mediterrane keuken.

Het Italiaanse ontbijt is doorgaans eenvoudig en bestaat vaak uit koffie of koffie met melk met daarbij brood, boter enjam. Zowel in de middag als de avond eet men warm, het avondeten wordt, afhankelijk van de regio, vaak rond een uur of acht gegeten.

Sport

Voetbal is de belangrijkste sport in Italië. Er zijn vele voetbalclubs, waarvan de bekendsten SSC Napoli, Juventus, AC Milan, AS Roma, Lazio Roma en Inter Milan zijn. Het nationale voetbalelftal is vier maal (in 1934, 1938, 1982 en 2006) wereldkampioen geworden. In 1968 werd Italië Europees kampioen. Daarnaast is wielrennen er bijzonder populair: deGiro d'Italia, de wielerronde van Italië, is samen met de Tour de France en de Vuelta één van de grote drie rittenwedstrijden. Wat ook populair is in Italië zijn de motorsporten. Vooral de Moto GP, met onder anderen. Valentino Rossi, en de Formule 1, met het Italiaanse automerk Ferrari

Een bekende basketballer is Marco Bellinelli. Hij speelt voor de New Orleans Hornets in de Amerikaanse NBA.

Media Zie Media in Italië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

 
De sportkrant La Gazzetta dello Sport

De belangrijkste Italiaanse kranten zijn: La Repubblica (oplage 626.000), Corriere della Sera (715.000) en La Stampa(500.000). De belangrijkste linkse kranten zijn L'Unità en Il manifesto. Il Giornale (300.000, eigendom van Berlusconi) behoort tot de rechts gekleurde kranten, evenals Libero en Il Foglio. Er zijn veel grote regionale dagbladen; het meest gezaghebbende blad in Rome is Il Tempo (243.500) naast Il Messaggero (230.000). Il Sole 24 Ore (330.000) is de belangrijkste Italiaanse zakenkrant. La Gazzetta dello Sport is een grote en bekende dagelijkse sportkrant met een oplage van ongeveer 400.000.

Er zijn zeven grote nationale televisiekanalen waarvan er drie in handen zijn van de staat, de RaiI waaronder vallen (Rai Uno, Rai Due, en Rai Tre) drie in handen van Silvio Berlusconi, mediamagnaat en politicus, namelijk (Canale 5, Italia 1,Rete 4) en er is een zender, La7, die in handen is van Telecom Italia Media. Ook de themazenders MTV (van Telecom Italia en MTV Networks/Viacom) en Deejay TV (van L'Espresso) zijn nationaal, terwijl zenders als 7Gold, SuperSix en OdeonTV alsmede anderen gesyndiceerde programma's seminationaal brengen.

Er zijn drie nationale publieke radiozenders: Rai Radio 1, dat gewijd is aan informatie en reportages, Rai Radio 2 richt zich op een publiek van jongeren en jonge volwassenen, Rai Radio 3 is cultureel.

De landelijke commerciële radiozenders zijn onder te verdelen in verschillende categorieën.
Er zijn zenders die muziek en nieuws combineren, zoals RTL 102.5, een muziekzender. De grootste concurrent van RTL 102.5 is Radio Dimensione Suono, ook een muziekzender. Radio Capital (van L’Espresso) gaat uit van hetzelfde principe.
Radio Montecarlo biedt klassieke muziek en is gericht op een publiek van jonge volwassenen. Kiss Kiss richt zich meer op entertainment en komische programma’s.Radio DeeJay (van L’Espresso, het best beluisterde commerciële radiostation), Radio 105 en Radio Italia Network richten zich voornamelijk op jongeren.
Radio Radicale is een nieuwszender die erg gericht is op de politiek, de zender is dan ook in het bezit van de partij Lista Pannella. Popolare Network en CNR brengen alleen maar nieuws. Radio 24 (gelanceerd door de krant Il Sole 24 Ore) is uitsluitend gebaseerd op informatie en nieuws, met vrijwel geen muziek.

Radio Vaticaan zendt over de hele wereld uit via de satelliet, terwijl men het in FM alleen op regionaal niveau ontvangt. Radio Vaticana brengt veel nieuwsuitzendingen, die erg gericht zijn op het buitenland. Radio Maria zendt vooral gebeden en religieuze culturele programma’s uit.

Onderwijs en wetenschap

Er zijn talrijke universiteiten in Italië, waaronder die in Bari, Bologna, Genua, Milaan, Napels, Pisa, Florence, Turijn, Padua, Palermo, Salerno, Rome en Verona.

Verkeer en vervoer

Italië heeft diverse luchthavens zoals in Milaan, Bologna, Pisa, Florence, Rome en Napels. Verder is er een goed spoorwegnet, waarvoor Trenitalia verantwoordelijk is. In de steden zijn er trams, (trolley)bussen en metro's. Het wegennet is ook goed ontwikkeld, zij het wel behoorlijk belast, met name in het noorden van het land.

 

 
'